Klooster Lorsch
Geen enkele plaats in Duitsland heeft zo veel betekend voor het behoud van de wijnbouwgeschiedenis als klooster Lorsch aan de Hessische Bergstraße.
Talloze dorpen tot in Baden, Franken en Rheinhessen kunnen hun historie traceren tot aan de vroege Middeleeuwen. Dankzij klooster Lorsch.
Aan het eind van de 12e eeuw ontstond hier namelijk de Codex Laureshamensis, een gigantisch register van wijngaarden, schenkingen en eigendomsrechten. De codex van Lorsch werd daarmee tot de belangrijkste databank van de Duitse wijnbouw en illustreert daarmee het belang van de kloosters voor diezelfde wijnbouw.
Klooster Lorsch zelf werd gesticht in 764, eerst als eigen klooster van graaf Cancor van de Oberrheingau en zijn moeder Williswinth die het direct aan een familielid schonken. Dat familielid was aartsbisschop Chrodegang van Metz, in die tijd de enige in die functie ten noorden van de Alpen. Chrodegang, een invloedrijk kerkvorst met nauwe connecties met het Frankische hof, stuurde de eerste monniken naar Lorsch. Plotseling kwam het kleine klooster in de schijnwerper van de ‘grote geschiedenis’ en kreeg het uit Rome de stoffelijke resten van de heilige martelaar Nazarius als relikwieën.
De heilige zorgde voor bezoekers en groeiende betekenis van Lorsch. Al een paar decennia na de stichting ervan behoort het benedictijnenklooster tot de rijkste grondbezitters ten oosten van de Rijn. Het bezit strekte zich uit van de huidige Nederlandse kust tot in Zwitserland en was gegroeid door schenkingen, veelal van wijngaarden. Bronnen berichten dat klooster Lorsch rond 850 al 900 wijngaarden bezat verdeeld over honderd dorpen, vooral rond Mainz en aan de Hessische Bergstraße. Gelijk al met de stichting in 764 wordt als schenking een wijngaard in het Rheinhessische Hahnheim vermeld. Rond 1100 werden de opbrengsten van minstens 170 dorpen en 923 wijngaarden vastgelegd, maar vermoedelijk waren er nog meer. Dit alles is opgenomen in de Codex Laureshamensis, de codex van Lorsch, met daarin een uitvoerige opsomming van de kloostereigendommen. Het tussen 1167 en 1190 opgestelde werk telt 3836 notities en oorkonden en noemt meer dan duizend plaatsen, een waar historisch geheugen.
Aangezien rijkdom begeerte wekt, bood het klooster zich zelf al in 772 aan de koning aan. Het was daarmee voortaan konings- en rijksklooster. Na het verlies van de oude status viel het vanaf 1232 onder de aartsbisschop van Mainz. Tot aan het eind bleef het een regionaal zwaartepunt van de wijncultuur. De Reformatie maakte een eind aan zijn rol binnen het kloosterlijke geestesleven. In 1557 hief de Kurpfalz als inmiddels nieuwe bezitter het klooster op. In de oorlogen bleef enkel de koningshal onbeschadigd. Die hal hielp het klooster in 1991 aan zijn erkenning als UNESCO-werelderfgoed.
De codex van Lorsch is tegenwoordig in Würzburg te zien, maar het klooster zelf kan bezichtigd worden. En in de museumwinkel is daar nu weer ‘kloosterwijn’ te koop.
Openingstijden
Museumcentrum:
Dinsdag t/m zondag: 10:00 - 17:00